De historie van Lombok

 

De Parallelweg is verhard,

daar klinken jubeltonen,

geboren uit elk dankbaar hart,

van allen, die er wonen.

De weg is vijftig jaren oud,

ontstaan door karresporen,

op schrale grond met kreupelhout.

Rothuizen en Jansen „de Hoop”,

besloten daar te bouwen;

zij kochten afbraak van een sloop,

en lieten dat verstouwen.

De weg werd parallel gelegd,

en haar die naam gegeven,

wat puin en sintels zijn geslecht,

en daarbij is ’t gebleven.

De huizen werden grif verhuurd,

aan Jantje Nab de eerste.

Zij werd de moeder van de buurt,

die ’t leven vlot beheerste.

Louw Jansen, Heelsum’s metselaar,

ging daar in het westen wonen;

en Stunnenberg zat kant en klaar,

gauw oostelijk te tronen.

H. v. d. Born, die bakker was,

was daar reeds neergestreken;

die buurt kwam in zijn kraam te pas,

dat had hij slim bekeken.

H. Jansen streek in het midden neer,

met vrouw en kroost en have,

zij was mijn buurvrouw van weleer,

een boven-beste-brave.

Naast hem kwam Wouter van de Born,

de vader van de bakker;

hij dokterde met Haverkorn,

en werd in ’t laatst een stakker.

 

 

Daartegenover ging van ’t Hof,

met Fietje Jansen paren;

van deze mensen niets dan lof,

omdat ze keurig waren.

Vervolgens woonde er de Jong,

een buurman om te stelen;

die tuinman was, welluidend zong,

en daar zijn kroost ging telen.

En naast hem woonde G. Laurens,

die steevast liep te kruien;

een braaf en zeer rechtschapen mens,

vervreemd van boze buien.

Naast hem trok Jacob Haalboom in,

gehuwd met Suze Jansen;

dat werd een degelijk gezin,

met rijke levenskansen.

Jan Gerritsen met zijn Marie,

was met Van Kraanen buurman,

zij woonden in het „pand van drie”,

„de Hoop” trok er de huur van.

Vervolgens wil ik Ep van Hal

en Van den Brink ook noemen,

en met Gijs Schut en Onderstal

als beste buren roemen.

Graag wil ik Nab en Van der Kolk

de palm ter ere geven,

zij zijn het langst van ’t burenvolk

aan Lombok trouw gebleven.

Rothuizen kwam prompt negen uur,

des maandags huishuur innen;

en soms had Jansen dan zijn huur,

druk kauwende reeds binnen.

De meesten hadden toen een geit,

ook varkens en konijnen.

Het ware oogmerk was profijt,

maar dat ging wel eens kwijnen.

Aart Nab had eens een beste geit,

wier waarde lang bleef stijgen.

De lente was voor haar de tijd

om lammeren te krijgen.

Op zeek’re dag kwam Stijn, zijn vrouw,

(Nab was expres afwezig)

en riep: „Toe buurman kom eens gauw,

de geit van ons is bezig.”

Ik was de genius voor haar,

die burenplicht betrachtte;

maar ik zag dat Stijn de ooievaar

ook binnenkort verwachtte.

„Verschoning buurman,” zei ze bleek,

„wat was ik ongeduldig!

die geit bracht me totaal van streek,

en wat ben ik je schuldig?”

Ik stelde haar gerust en sprak:

„Daarvoor wil ik geen stuiver;

maar schenk me revenu voor ’t vak

bij aankomst van de uiver.”

De ooievaar was toentertijd

de huisvriend veler buren.

Hij vloog met onverdroten vlijt,

en maakte overuren.

Het wemelde van ’t jonge goed,

de ooievaar kwam vaker;

maar iedereen schiep nieuwe moed,

want tante Sien werd Baker.

Een school verrees er volgens plan,

het kroost kon met er sturen,

Bart Crum is er de vader van

en ’t eerste hoofd van Buuren.

Opeens kwam er beschavingssfeer,

de mannen werden knapper,

de meesten waanden zich er „heer”

want … Stunneberg werd kapper.

Zijn kapsalon was in de schuur,

de dampkring was er zuiver;

hij knipte ook het schoolbestuur

en nam per hoofd een stuiver.

Een schort van „Rein” kwam om je heen,

goed stevig voor ’t gaan lopen,

want wat met knippen niet verdween,

trok hij er uit met hopen.

Zijn vrouw verkocht toen aardewerk,

wasknijpers en lampeglazen,

bij feesten slingers, duurzaam sterk,

en spul om op te blazen.

De jeugd van Lombok bleek paraat,

aktief en bij de pinken;

hun aktie voerde hen tot daad,

zij horen bij de flinken.

„Oranjedag” heeft haar ontstaan

het meest aan haar te danken.

Zij hesen de oranjevaan

en zongen jubelklanken.

Zij wisten in volstrekte zin

de eenheid te bewaren;

door hulde aan de koningin,

wanneer zij ging verjaren.

Daar werd voor „Heelsums Harmonie”

de eerste noot geblazen,

met ijver en een energie,

die ieder ging verbazen.

Zij kweekten in D.K.O.D.,

de eenheid van gevoelen,

die club kreeg kampioenstrofee

door zuiver raak te doelen.

Als kind ging Aart een poppenkast,

kompleet op wielen bouwen;

de buurt kwam aanstonds blij verrast

zijn kunst gewrocht aanschouwen.

 

Met Ep begon hij een tournee,

voor kinderen … en voor ouders,

de kraam werd spoedig een N.V.,

kompleet met aandeelhouders.

Soms kwam er ook verandering,

van buren, door verhuizing,

maar wie er kwam en wat er ging,

de weg bleef een verguizing.

Vaak was het ene modderbaan,

en ’s avonds in het donker,

was er verlichting … van de maan,

of door stergeflonker.

’t Verkeer was uitermate schaars,

je liep soms op je tenen, …

Toen van Engeldorp Gastelaars

op Lombok is verschenen.

Zijn voornaam brengt je van de wijs,

als bockbier een kanarie,

men noemt hem meestal Ome Gijs,

maar Lies zijn vrouw zegt Arie.

Jansen, „de schoes”, bekwaam voor ’t vak,

begon daar vol ambitie;

na hem kwam onder ’t zelfde dak

Van Rijswijk, de politie

Van Huenen, Bartels, Van der Ward,

en Bongers, Van der Weyden,

bewoonden ook een huis apart

daar in de loop der tijden.

Ik weer nog goed, dat Van de Pol

en Kees de Graaf er kwamen,

de huizen waren meestal vol

en puilden uit de ramen.

Bij zoveel leven en vertier,

komt perspectief in zaken,

en ’t was een manufacturier,

die zijn debuut ging maken.

Ons aller buurman Tollenaar

ging resoluut op wandel,

met luiers, band en ellewaar,

hij dreef op Lombok handel.

Toen was daar, elk probleem ten spijt,

begrip voor samenleven.

Van burenruzie, haat of nijd

Is Lombok wars gebleven.

In weelde leefde men er niet,

het luxe sieraad faalde,

maar ieder gaf er graag krediet,

omdat men prompt betaalde.

Er kwam ook rouw en droefenis,

door hen, die ons ontvielen,

zij leven in gedachtenis

dankbaar in onze zielen.

Zij torsten touw des levens last,

met liefde voor de hunnen,

en hielden de traditie vast

ook buren wat te gunnen.

Dat samenleven zijn we kwijt;

nu zijn de omgangsvormen,

helaas, in de moderne tijd

bekromp’ner in hun normen.

Nochtans bleef Lombok hecht aaneen,

dat gaat daar nooit verloren;

het wordt er door de tijden heen,

gekweekt en aangeboren.

Heel vaak was menigeen jaloers,

want daar werd lesgegeven,

in het sturen voor de rechte koers

van vreedzaam samenleven.

De Parallelweg is niet meer

een modderweg der zuchten,

maar nu geschikt voor elk verkeer,

geen slijk is meer te duchten.

Gepromoveerd tot dorpssierraad

in ’t kader van de wegen,

krijgt zij voor konstruktieve staat

op haar rapport een negen.

Zij ligt geblakerd door de zon,

als vroeger evenwijdig,

en houdt de duurste bruidsjapon

met sleep niet meer afzijdig.

Verlichting is er aangebracht

en afvoer voor het water;

aan riolering is gedacht,

dat werd gepland voor later.

’t Is net of Lombok plotseling,

vanuit een grijs verleden,

het huidig tijdperk binnenging

en zich modern ging kleden.

Bewaart dit aanzien permanent

verheven in conditie,

maak ook de jeugd daarop attent,

dan weert U de politie.

Werkt allen mee aan wat tot heil

voor elk van U kan slagen.

Bedenkt dat U aan het welvaartspeil

van Lombok bij kunt dragen.

Blijft ook voor Heelsum metgezel,

ook daar bent u van node,

en leeft als buren parallel

aan vroegere methode.

Weest dankbaar, koestert uw gewin,

Houdt vrede, kweekt vertrouwen,

Vreest God en eert de Koningin

en helpt de toekomst bouwen.

 

G. Rozeboom.